donderdag 28 november 2019

De uitkering voor de vaste lasten en wat zwart inkomen om lol te kunnen maken




Ik ken hem vaag. Het is een vrolijke en aardige jongen. Toen ik de bus in stapte zwaaide hij uitnodigend om naast hem te komen zitten. Trots vertelde hij dat hij nu een eigen ‘huisje’ had en druk bezig was om het in te richten. Hij had zijn leven voor elkaar. Zonder enige gêne vertelde hij dat een uitkering zijn vaste lasten dekte en hij daarnaast nog wat zwart inkomen had om lol te kunnen maken. Hij presenteerde het alsof het de uitvinding van het jaar was en andere mensen stom genoeg waren om dagelijks naar hun werk te gaan. Vroeg opstaan doen alleen dommeriken.

Het leek me niet verstandig om door te vragen naar dat zwarte werk. Daar zou ik toch geen echt antwoord op krijgen. Wat hij onder ‘lol maken’ verstond wist ik wel. Drank en soft drugs, af en toe wat gokken en met vrienden lachen om de stomme Nederlanders. Ook daar was hij oprecht in. Net als veel van zijn  vrienden heeft hij de overtuiging dat hij twee handicaps heeft. Hij is niet geschikt om met zijn handen te werken en al helemaal niet geschikt om onder een baas te werken. Vandaar dat hij vage plannen heeft om over een tijdje voor zich zelf te beginnen, iets met verkoop via internet.

Aan dat voorval in de lente van dit jaar moest ik denken bij de berichten dat de landelijke overheid voor mensen in de WIA (Wet Inkomen en Arbeid) een tegenprestatie verplicht wil stellen. De verontwaardigde reacties op dat voornemen zijn voor een deel zeker terecht. Een deel van het WIA-klantenbestand is door ziekte of gebrek absoluut niet in staat tot een redelijk te achten tegenprestatie. Dat geldt beslist niet voor het type klanten waarvan ik hierboven een beschrijving gaf. Ze spelen een kat en muisspel met uitkeringsinstanties. Ervaring heeft ze slim gemaakt en de succesvolle tactieken worden aan elkaar door gegeven. Als je bijvoorbeeld een intelligentietest moet doen, vul je de antwoorden naar willekeur in. Het lage IQ dat de sabotage oplevert, maakt je al minder bemiddelbaar.

Er is niet bekend hoe groot deze populatie binnen de WIA is. Tienduizend lijkt me een veilige inschatting. Meestal hebben ze geen opleiding afgemaakt, begonnen vroeg met spijbelen en mislukten in laag betaalde baantjes. Hun visie op het leven delen ze met elkaar en hebben ze in een verhaal gegoten dat hun levenswijze rechtvaardigt. De lage drempel voor uitkeringen. Als de Sociale Dienst het al lukt om ze aan het werk te krijgen, worden ze nogal eens in de proeftijd ontslagen. De andere truc is om een minimale WW-uitkering op te bouwen en daarna ontslag te forceren door te laat te komen en onder te presteren. Als de uitkeringsperiode van de WW afloopt, kun je weer terugvallen op de WIA. Maar al te vaak hebben ze schulden. De schulden leiden nogal eens tot criminaliteit in de vorm van overvallen, diefstal, fraude, druggerelateerde activiteiten en zwaardere criminaliteit.

Het is de vraag of de verplichting tot een tegenprestatie bij een uitkering zal helpen. Geslaagde vormen van sabotage zullen snel de ronde doen en navolging krijgen. Je meldt je ziek of zo. Dan is niet alleen de lage drempel voor uitkeringen behulpzaam, maar ook het gebrek aan handhaving. Het huidige stelsel schept een klasse van parasitaire ‘freeriders’ die van de ene naar de andere uitkering hoppen. Het is ook de klasse waarin geworven wordt voor criminele activiteiten. Het kan redelijk onschuldig beginnen, maar de brutaalsten en slimsten stromen door naar zwaardere criminaliteit.
Vluchtelingenouders uit de jaren negentig waren bang dat hun kinderen zouden gaan roken omdat dit een opstap zou zijn naar drugsgebruik. Tegenwoordig proberen ze hun kinderen vooral uit de buurt van ‘Marokkanen’ te houden om te voorkomen dat ze voor een ‘gemakkelijke’ levensstijl kiezen. Datzelfde geldt waarschijnlijk ook voor heel veel Nederlandse ouders. De verleidingen zijn groot voor jongeren die het goede spoor bijster zijn.

Het invoeren van de plicht tot tegenprestatie bij een WIA-uitkering komt voort uit het coalitieprogramma van Rutte III. De huidige voorstellen lijken niet goed doordacht te zijn. Het toepassingsgebied zal beperkt blijven tot de meer probleemloze klanten. Aan de ene kant zullen zieken en gebrekkigen afvallen. Aan de andere kant staat een groep die door sabotage aan de plicht zal proberen te ontkomen. Voor die laatste groep is er dan ook een hele andere aanpak noodzakelijk. Waarschijnlijk wordt dat wel ingezien. Maar een aparte aanpak voor deze groep stuit op wettelijke bezwaren. Gelijke behandeling om discriminatie te voorkomen, pedagogische inzichten  en privacywetgeving vormen bijvoorbeeld hindernissen om tot een groepsaanpak te komen. De gevolgen van het ontbreken van een gerichte aanpak, kleine en grote criminaliteit worden wel bestreden. Een redelijk groot deel van die criminaliteit had kunnen worden voorkomen.

Tenslotte een update over mijn ‘busvriend’. Dit voorjaar deed hij keurig werk in de zwarte zone van de economie. Afgelopen zomer is hij gerekruteerd voor koeriersdiensten in de drugssector.






dinsdag 26 november 2019

Islamitische gemeenschappen leveren geen handen aan het bed

Een van de weinigen


Een paar jaar geleden leidde een vervelende ziekte tot opnames in achtereenvolgens verschillende ziekenhuizen, waarbij het één keer om een langdurige opname ging. Het verblijf in een ziekenhuis laat je kennis maken met een aparte wereld, een microkosmos met aparte rituelen en protocollen. Wat mij uiteindelijk ging opvallen was dat naast de overwegend blonde en meestal zakelijke verpleegsters en de lievere Surinaamsen, de aanhangers van de islam ontbraken. Ze zijn er wel in de ziekenhuizen. Als schoonmaakster nemen ze de kamer onderhanden, kijken je niet aan en voelen niks voor een praatje. Ook in de apotheek, laboratorium en in technische functies zijn ze te vinden. Maar niet aan het bed.

Mijn waarneming heb ik voorgelegd aan verpleegsters en artsen die ik kende en zij bevestigden dat in hun ziekenhuis hetzelfde beeld bestond. Op één van mijn ligdagen meende ik een Afghaanse verpleegster te ontdekken. Nieuwsgierig viste ik naar haar etniciteit. Ze was geen Afghaanse, maar kwam uit een van de -stanladen in de buurt van Afghanistan. Bij doorvragen vertelde ze dat ze min of meer een eenling was die geen druk voelde vanuit een grotere islamitische gemeenschap die haar vanwege haar beroep zou veroordelen.

Het beroep van verpleegster of verzorgster is binnen islamitische gemeenschappen geen populair of eervol beroep. Voor een deel heeft dat te maken met de medische cultuur in de landen van afkomst. Daar is een verpleegster nog de koningin van de ziekenzaal die zich uitsluitend beperkt tot medische handelingen. De verzorging wordt aan de familie van de patiënt overgelaten.

Naast die cultuur geldt echter ook de afwijzing van anders- of niet-gelovigen als onrein. Het aanraken van de lijven van niet-moslims wordt binnen islamitische gemeenschappen als een soort taboe gezien en wie zich tot dat beroep voelt aangetrokken, wordt ontmoedigd. Een verpleegster of verzorgster binnen de familie draagt bepaald niet bij aan de reputatie van de familie. Van een Haarlemse moslima die wél verpleegster werd, wordt vermeld: Ooms en tantes vonden het maar niets dat Fatma Ozbeck verpleegster wilde worden. Een maagd die vreemde mannen wast, dat kon onmogelijk Allahs wil zijn. Ze hadden een totaal verkeerd beeld van de zorg, zegt het meisje (18). "Alsof ik in het ziekenhuis alleen maar geslachtsdelen was."

Het aantal moslims in Nederland bedraagt zo’n 6% van de bevolking. Dat betekent dat dit bevolkingsdeel nauwelijks een bijdrage levert aan handen aan het bed en in de thuiszorg. Een deel van het tekort in die sectoren kan geweten worden aan het uitblijven van hun bijdrage aan patiëntenzorg. Het is een onderwerp dat nauwelijks aandacht krijgt. Minister Hoekstra heeft dit jaar in zijn H.J. Schoo-lezing het onderwerp wel op een indirecte manier aan de orde gesteld door te wijzen op het gebrek aan wederkerigheid in bepaalde gemeenschappen. Letterlijk zei hij in dit verband: “Het voorrecht om Nederlander te worden, leidt te vaak niet tot de inspanningen en resultaten die de samenleving redelijkerwijs van nieuwkomers mag verwachten. Ik geef u op een briefje dat als we de steven niet weten te wenden, dit probleem ons nog decennia parten zal spelen.” In de media werd zijn verhaal  nogal eens als een ‘rechts’ geluid bestempeld en verdween daarmee naar de achtergrond.

Als het over ziekenzorg gaat, kunnen we inderdaad vaststellen dat vanuit de islamitische gemeenschappen het ontbreekt aan wederkerigheid. Wel wordt er gerekend op de hulp vanuit het zorgstelsel in Nederland. Binnen dat zorgstelsel hebben moslims geen geweldige naam omdat ze nogal eens veeleisend en agressief zijn. Dat zag ik toen ik in een van de ziekenhuizen op een tweepersoonskamer terecht kwam en de andere patiënt een moslima was. Ze was niet in voor een praatje. Het enige wat ik van haar te horen kreeg was: “ik wil hier niet zijn”. De volgende dag begreep ik dat pas. Toen haar man op bezoek kwam ondervroeg ze hem naar de resultaten van zijn inspanningen om een eenpersoonskamer voor haar te regelen. Dat was hem niet gelukt. Niet veel later hoorde ik hem op de gang tekeer gaan tegen de hoofdverpleegster. Ze bleef rustig en vertelde hem dat wat goed genoeg was voor alle patiënten, ook goed genoeg was voor zijn vrouw. Met een rood hoofd van opwinding kwam hij terug en instrueerde zijn vrouw om de volgende morgen gereed te zijn voor vertrek. De volgende morgen vertrok ze inderdaad. Een verpleegster die het stel helemaal zat was vertelde me dat het geen uitzondering was. Oudere patiënten geven nauwelijks problemen en zijn overal dankbaar voor. Maar als hun zoons of dochters zich ermee gaan bemoeien is het vaak hommeles.

Één geval van waarneming is natuurlijk niet indicatief, maar luister maar eens naar mensen die op spoedpoli’s werken of bij huisartsenposten. Daar hoor je hoe veeleisend sommige moslims zijn. Een van de redenen daarvoor bleek onlangs. DENK beschuldigde de medische zorg van nalatigheid als het om moslimpatiënten gaat. In de praktijk blijkt juist het tegenovergestelde het geval zoals uit deze brief van een oncologie-verpleegster blijkt. Juist de veeleisendheid leidt nogal eens tot meer zorg dan normaal. Die veeleisendheid komt ook voort uit het wantrouwen uit de omgeving van moslimpatiënten of hun familielid wel de juiste zorg krijgt.

Alles uit de kast willen halen als het om de eigen zorg gaat en weigeren om actief deel te nemen aan die zorg als verpleegster of verzorgster is een van de te weinig benoemde problemen van de multiculturele samenleving maar ook een reden waarom de bevolkingsgroep van moslims niet in hoog aanzien staat. De omvang van wederkerigheid is een peilstok voor de integratie en die wijst uit dat er nog een lange weg te gaan is.

Aanvulling: allochtonen doen vaker beroep op medische zorg dan allochtonen


donderdag 21 november 2019

Binnen de islam hadden vrouwen minder invloed op de cultuur dan in Europa


Elizabeth I van Engeland (1533-1603)
Het begon met de vraag van een moslima. “Peter, kun jij mij uitleggen waarom hier alles zo goed georganiseerd is en in onze landen zo slecht” Al bijna een jaar praten we over weinig anders.
Zo’n beetje alles is al de revue gepasseerd: corruptie, patronage, religieuze leer, de renaissance, de Verlichting, de Europese filosofen, tribalisme, geografie, verschil tussen arm en rijk, grootgrondbezit, enzovoorts. Het levert allemaal wel deelverklaringen op, maar geen van allen leek van doorslaggevende aard. Bij ingeving gooide ik het over een andere boeg en verklaarde dat het belangrijkste verschil de rol van de vrouw is in beide culturen.

Het is een hypothese. Ik gooi hem graag in de groep in de hoop dat discussie verdere helderheid kan brengen. Een geleerde historica trok haar wenkbrauwen op bij mijn stelling en betoogde cynisch dat het nog niet zo lang geleden is dat vrouwen kiesrecht kregen en nog veel later economische zelfstandigheid. Kennelijk had ik het nog niet goed genoeg uitgelegd. Mijn stelling is niet gebaseerd op de formele macht van vrouwen, maar op hun informele macht. Ik zal dat proberen uit te leggen.

De Europese geschiedenis zit vol sterke vrouwen. Denk maar aan Isabella van Castilië die met haar man Ferdinand de moslims uit Spanje verjaagde en die Columbus de opdracht verstrekte om zijn ontdekkingsreis te maken. Denk ook aan machtige koninginnen als Maria Theresa van Oostenrijk, (Keizerin) Catherina II van Rusland, Elizabeth I van Engeland . Ook de christelijke religie kent sterke vrouwen. Denk aan de in heel Europa aanbeden Maria als moeder van Jezus, maar ook aan de vele heilig verklaarde vrouwen. Ook minder heilige vrouwen als Jeanne d’Arc en Kenau van Hasselaer (Haarlems beleg) droegen bij aan het beeld van sterke vrouwen in de Europese geschiedenis. Voor een deel gaat de acceptatie van ‘sterke vrouwen’ terug op de Germaanse cultuur waarin vrouwen bijvoorbeeld zelf echtscheiding konden vragen en sociaal gelijkwaardig aan mannen waren als ze zich sterk toonden’.

Al die rolmodellen van sterke vrouwen in de Europese geschiedenis zullen van invloed zijn geweest op het zelfbeeld van vrouwen. Soms moesten ze ook wel sterk zijn, denk maar aan al die vissersvrouwen, soldatenvrouwen, matrozenvrouwen die er alleen voor stonden als hun man van huis was. Het is denk ik tekenend voor de premoderne geschiedenis dat in de taakverdeling de man zijn rol vooral buitenshuis had en de vrouw binnenshuis de belangrijkste rol vervulde. In haar eigen domein bepaalde als ze als regel de gang van zaken. Haar gezag was overwegend informeel. Maar niet zonder invloed. Ze matigde mannen in hun harde visies en als opvoedster beïnvloedde ze het wereldbeeld van haar zonen. Formeel was ze ondergeschikt, informeel was ze cultuurdraagster.

De opkomst van de vrouw in de moderne geschiedenis tot op heden rust ongetwijfeld in het verlangen van vrouwen om meer invloed te kunnen ontwikkelen dan de informele invloed toestond. Het is een harde strijd geweest want het christelijk wereldbeeld hield vrouwen op hun plaats.

Als we vervolgens naar de islamitische geschiedenis kijken, zien we een ander beeld. Tot aan de dag van vandaag (en ook in Nederland) zijn vrouwen meestal afwezig bij begrafenissen omdat ze als emotioneel instabiel worden gezien en alleen kunnen functioneren onder mannelijke leiding. Binnen de islam is de man ook binnenhuis gerechtigd tot het nemen van alle beslissingen. In de geschiedenis van de islam zijn nauwelijks sterke vrouwen te vinden die de rol van de vrouw hadden kunnen beïnvloeden. In de loop van de islamitische geschiedenis heeft de vrouw ook nauwelijks informele invloed. Het patroon van normen en waarden binnen de islam is mannelijk, het recht van de sterkste domineert. Dat gaat niet alleen over de hoofddoek.

De matigende en sturende rol van vrouwen op de zich ontwikkelende Europese cultuur, ontbreekt binnen de islam. Mannen worden minder gecorrigeerd. Hun positie wordt veelal bepaald door de tribale cultuur waarin het om dominantie draait. In volgorde zijn  het eigen belang, het familiebelang, het clanbelang en het stambelang in een tribale cultuur altijd van een hogere prioriteit dan het algemeen belang en vrouwen hebben niet het recht zich daarin te mengen. De onderdrukking van de islamitische vrouw is gebaseerd op haar veronderstelde minderwaardigheid en dat beperkt haar invloed in hoge mate. In de islamitische cultuur bestaan er nauwelijks rolmodellen die vrouwen kunnen ondersteunen bij de verbetering van hun positie. De orthodoxe uitleg van de koran belemmert vrouwen om hun positie te verbeteren. Er zijn op wat vrouwen van de Profeet na, nauwelijks rolmodellen.

De tribale cultuur noopt mannen tot onderlinge strijd. Niet of nauwelijks gehinderd door vrouwelijke invloeden is het verwerven van macht en aanzien hun belangrijkste doel en matigende normen en waarden zoals we die in Europa kennen vormen daarbij eerder belemmeringen dan aansporingen.

Er is binnen migrantengroepen en in islamitische landen een kentering zichtbaar. Het zelfbewustzijn van vrouwen begint te groeien. Zie bijvoorbeeld het hoofddoekenprotest in Iran en de deelname van (jonge) vrouwen in opstanden en demonstraties. Er is nog een hele lange weg te gaan, maar het begin is er.





dinsdag 19 november 2019

‘Racisme’, pleidooi voor taboe op het gebruik van dat woord



De aanval van een dertigtal Hagenezen op een ‘congres’ van KOZP wil maar geen status van ‘racistisch’ incident krijgen. Hoewel enkele partijen in de gemeenteraad van Den Haag er bij interim-burgemeester Remkes op aandrongen het als een ‘racistisch’ incident te veroordelen, weigerde hij dat. Ik geef geen oordeel alvorens alle feiten te kennen en het onderzoek loopt nog, was zijn verweer.

Anders liep het met de Excelsior-speler Ahmad Mendes Moreira die tijdens een wedstrijd tegen FC Den Bosch werd uitgemaakt voor alles wat lelijk is. ‘Racisme’ luidt het oordeel alom. Ook minister-president Rutte en bondscoach Koeman lieten zich in die zin horen. In de Volkskrant (19-11-2019) liet cultuursociologe Fiona Harmsen optekenen: “Vooroordelen zitten in ons systeem. Er is overal racisme”. Dat zullen ze bij KOZP met genoegen lezen. Het is ook hun boodschap en ze verwijten Rutte dat die zich niet veroordelend uitliet over het in hun ogen ‘racistisch’ incident in Den Haag.

Het vinden van een algemeen geldende definitie van wat ‘racisme eigenlijk betekent, is nog best moeilijk. Ik hou het op: dat leden van een bepaald ras zich inherent superieur achten aan leden van een ander ras en hen dienovereenkomstig behandelen.

Was het voetbalincident een ‘racistisch’ incident? Peter van Lenth twijfelt daar vanuit zijn vakgebied aan. Hij ziet er eerder onbeschoftheid in. Daar zou de hierboven geciteerde Fiona Harmsen grote moeite mee hebben. “Ontkenning is het ergst”, schrijft ze. Met die twee kanten van het probleem zitten we midden in de strijd over ‘racisme’. Het bestuur van FC Den Bosch werd op de knieën gedwongen nadat ze eerder een laconieke verklaring gaf.

‘Racisme’ is een giftig woord. Bij het gebruik van dat woord zijn de Holocaust, de Apartheid en de Ku Klux Klan niet ver weg. Pijnlijke momenten uit de geschiedenis van de mensheid die nog na smeulen. Van mij zult u niet horen dat het tribale superioriteitsgevoel ten opzichte van anderen helemaal niet meer bestaat. Ik wil wel beweren dat niet alles wat ‘racisme’ wordt genoemd dat ook werkelijk is. In de strikte zin van het woord komt het heel wat minder vaak voor dan het lijkt door de vele ongefundeerde beschuldigingen.

Eerder schreef ik al eens over het feit dat ‘racisme’ in feite een verouderd woord is. In dat blog verwees ik naar Nicholas Wade die op basis van genetisch onderzoek vaststelde dat er in de wereld drie groepen zijn die door vroegtijdige ontwikkeling in isolatie genetische kenmerken vertonen die aanleiding geven tot rassenonderscheid. Het Kaukasische ras, het Aziatische ras en het Sub-Sahara-ras laten genetisch sterke verschillen zien. Binnen die groepen kan men nog spreken van kleinere verschillen die tot het onderscheiden van ‘etniciteiten’ leidt. Wade  was zich welbewust van zijn spraakmakende bevindingen en schreef daarover: ‘Several of the intelectual barriers erected many years ago to combat racism now stand in the way of studying the recent evolutionary past. This include the assumption that there has been no recent human evolution and the assertion that races do not exist’. De kritiek op zijn bevindingen was niet mals. Maar Wade weerlegde die door er op te wijzen dat die overwegend politiek van aard was en niet wetenschappelijk.

‘Racisme’ is onderwerp geworden van een strijdtoneel dat tot grote verdeeldheid leidt. Het is niet verwonderlijk dat het steeds vaker te horen is in Europese landen die voor de grote migratiegolven nog homogeen van samenstelling waren. De beschuldiging van ‘racisme’ is voor veel migranten een wapen geworden om al dan niet vermeende ongelijke behandeling te bestrijden.

Volgens het door Wade gevonden onderscheid kunnen moslims geen beroep doen op ‘racisme’ omdat ze in feite tot dezelfde Kaukasische groep behoren als Westerlingen. Leden van de Aziatische groep beroepen zich zelden of nooit op ‘racisme’. Het is vooral de Sub-Saharagroep waaruit die beschuldiging klinkt. Voor zover die in Europese landen te horen is kan worden aangetoond dat dit veelal gebaseerd is op import van analyses van de verhoudingen binnen Amerika. Die hebben echter een totaal andere achtergrond en geschiedenis dan geldt voor de verhoudingen binnen Europa.

Zich superieur voelen en de anderen minderwaardig is groepsgedrag dat overal voorkomt. Links als groep acht zich superieur aan rechts en omgekeerd. We noemen dat geen racisme, maar probeer als raadslid van de PVV maar eens aan een baan te komen. Moslims achten zich superieur aan de minderwaardige ongelovigen, maar het wordt pas ‘racisme’ genoemd als het omgekeerd is. Onderscheid maken vanuit een bepaalde groepsidentiteit is een natuurlijk fenomeen, het komt overal voor, ook, of misschien juist in Afrika (denk bijvoorbeeld aan de Hutu’s en Tutsi’s). Het kan daar geen racisme genoemd worden, het is tribaal van aard.

Eerder dan ‘racistisch’, kan ook het verbale geweld van de FC Den Bosch supporters, tribaal worden genoemd. Het kan als ‘onbeschaafd’ (en onsportief) worden veroordeeld. Het is eerder pesten, provoceren, treiteren en beledigen. Iedereen die dat overkomt kan onderuit gaan. Ook tegenstanders zonder kleur hadden te maken met verbaal geweld van de Bossche supporters. De donkere spelers van FC Den Bosch worden dan weer niet ‘racistisch’ bejegend door de Bossche supporters.

Met name in Europa is ‘racisme’ een onbruikbaar woord geworden. ‘Racisme’ is ook moeilijk bewijsbaar. Toon maar eens aan dat iemand die van ‘racisme’ wordt beschuldigd zichzelf superieur acht en de ander minderwaardig alleen vanwege diens ras. Wat is eigenlijk het verschil tussen iemand uitschelden voor brillenjood, vetklep of kutneger. Alleen bij vooringenomenheid ontstaat verschil.

Vooral door het misbruik, is ‘racisme’ een onbruikbaar woord geworden dat we eerder zouden moeten veroordelen als Godwin dan de gebruiker daarvan te ondersteunen. Aan de term ‘discriminatie’ hebben we genoeg. In de geest van Nicholas Wade is ‘racisme’ een politiek woord waar belangen achter schuilen.





maandag 18 november 2019

Stop demonstraties bij de intochten van Sinterklaas



De demonstratie van KOZP in Hoorn ging niet door omdat de gemeente heeft beloofd om volgend jaar alleen roetveegpieten in te zetten bij de intocht. Die regio kennende zal buiten die intocht nagenoeg alleen zwarte pieten te zien zijn. Maar voor KOZP is het gebaar genoeg. Het wijst er op dat het bij KOZP niet alleen om demonstreren gaat, maar dat ze de demonstraties ziet als drukmiddel. Wie van KOZP af wil, moet roetveegpieten laten zien. Er is ook een ultimatum aan de minister-president gericht om binnen vijf dagen racisme te veroordelen.

Inmiddels zien we de merkwaardige situatie dat bijna driekwart van de Nederlandse bevolking (inclusief een aantal mensen met kleur) zwarte piet wil behouden en daar geen racisme in ziet. Dat inmiddels een zeer klein deel daarvan kortere lontjes heeft dan gemiddeld, kan niet zonder meer als ‘racisme’ worden aangemerkt. De verontwaardiging is groot en breed. Dat geldt vooral de onbezonnen beschuldiging van racisme.

Dat er in Amerika er nog steeds een levendig protest is tegen racisme, is goed te begrijpen. Zo lang is het nog niet geleden dat je als donker gekleurde mens alleen onder politiebegeleiding naar de universiteit kon. In Nederland hebben we echter te maken met een totaal andere geschiedenis waardoor de import van het Amerikaanse antiracisme-activisme hier in feite misplaatst is. ‘Blackface’ betekent in Amerika iets totaal anders dan in Nederland. Ook het actiemodel lijkt geïmporteerd te zijn uit Amerika. Zie Alinsky’s 13 rules for radicals.

De tweespalt rond het onderwerp ‘zwarte piet’ is behalve aan KOZP, vooral te wijten aan de media, de NTR voorop. De media zijn te gemakkelijk gezwicht voor de eisen van KOZP De angst voor ‘racist’ te worden uitgemaakt, speelt daarbij een rol.

De tweespalt wordt nu ook steeds zichtbaarder bij de intochten in het land. Demonstratiegroepen staan tegen elkaar te schreeuwen en de inzet van heel veel politie en beveiligingsmaatregelen moet voorkomen dat het niet uit de hand loopt. Wie dit jaar bij de intocht in Apeldoorn wilde zijn, werd gevisiteerd alvorens het afgeschermde gebied van de intocht te mogen betreden.

Wie zich afvraagt of we gek zijn geworden, heeft het bij het rechte eind. Gekker moet het niet worden. Kranten vergelijken de intochten met een risicowedstrijd. Maar al te gemakkelijk wordt over het hoofd gezien dat de intochten bedoeld zijn voor jonge kinderen.

Schuldig is de verabsolutering van het demonstratierecht. KOZP speelt dat uit en eist een zichtbare plek langs de route zodat ze bij een televisieregistratie van de intocht in beeld komen. In het Europese recht is bepaald dat demonstraties moeten worden toegelaten als de demonstranten zo dicht mogelijk bij de activiteit waar tegen gedemonstreerd wordt willen zijn. Ook Pegida maakt daar gebruik van bij zijn demonstraties bij moskeeën. Moslims verzetten zich daartegen en als regel met meer succes dan bij de demonstraties van KOZP het geval is.

Ik zie de demonstraties van KOZP als een vorm van misbruik van een kinderfeest. Kinderen vormen het doel van de intochten. De demonstraties zijn gericht tegen de volwassenen die de kinderen begeleiden, hen wordt ‘racisme’ of het ondersteunen van racisme’ verweten. Het is een vorm waarbij het doel de middelen heiligt. Het opzadelen van intochten met demonstraties voor een omstreden doel mag tactisch/strategisch een meesterzet zijn, normen en waarden komen daarbij echter in het geding. Je verstoort geen kinderfeestje. Dat zou een normale gedachte moeten zijn, maar helaas is dat tegenwoordig niet meer het geval.

De strategie van KOZP wordt ook onvoldoende doorzien. Die demonstraties veroorzaken ophef en verdeeldheid over een onderwerp dat nogal gezocht is. Als het bestrijden van racisme het eigenlijke doel zou zijn van KOZP heeft ze heel wat mogelijkheden en hoeft de intocht niet verstoord te worden. KOZP koos echter voor de intochten omdat die een kwetsbaar en spraakmakend doel vormen. De vraag of ze door deze acties werkelijk bijdragen aan het verminderen van het toch al nauwelijks aanwezige racisme, wordt nauwelijks gesteld.

Als je het land wil veranderen omdat kinderen worden uitgescholden voor Zwarte Piet, vergeet je dat je kinderen weerbaar kunt maken tegen schelden. In dat verband is de actie op zwarte piet te outsourcen een groteske poging om aandacht te vragen voor een probleem dat niet zo heel groot is. Afriyie zegt tegenwoordig dat hij het doet voor de kinderen van de Bijlmer. Daar kun je veel vraagtekens bij zetten. Als hij zijn energie zou inzetten om beweging te krijgen in de tot deprivatie leidende cultuur daar, zou hij wel eens veel meer succes kunnen hebben. Hij zal dat denk ik niet doen. Zijn missie is aan te tonen dat de blanke mens aan alles schuldig is.

De beveiligingskosten voor intochten zijn zo hoog geworden dat een verbod op demonstraties bij de intocht alleen al daarom voor de hand ligt. Maar echte wijsheid ligt in een besluit om kinderfeestjes te vrijwaren van demonstraties waarbij men zich op volwassenen richt. Dat is niet wat de media in gedachten hebben. Daar lijkt men te denken dat het probleem is opgelost als bij intochten alleen nog roetveegpieten te zien zijn.

Op naar volgend jaar!


maandag 11 november 2019

Het megalomane narcisme van Jeffrey Afriyie en KOZP



Lachend beschuldigt hij ons van
racisme
Jeffrey Afriyie kwam met zijn broer op twaalfjarige leeftijd naar Nederland. Het ging om gezinshereniging. Zijn vader was hier al en wilde zijn kinderen een betere toekomst geven dan in Ghana mogelijk was. Zijn moeder bleef achter in Ghana. Afriyie ziet zichzelf vooral als dichter. Tegenwoordig is de actie tegen Zwarte Piet voor hem een verdienmodel. Hij krijgt subsidie, ontvangt vergoeding voor lezingen, waaronder op scholen en voor het door hem ontwikkelt lesmodel dat door veel scholen is afgenomen.

Voor de vraag hoe hij de voorman kon worden van de ‘KickOutZwartePiet-bewging, zijn we aangewezen op zijn verhalen daarover. Aanvankelijk ging het over zijn zoon die voor ‘Zwarte Piet’ was uitgescholden. Kinderen in het geding brengen werkt goed, het roept mededogen op. Kinderen worden ook uitgescholden voor brillenjood, vetklep, schele, hoerenzoon, vuurtoren, dikzak, rooie of een pesterige verschrijving van hun naam. Ze kunnen zich allemaal niet beroepen op racisme. Als ze verstandige ouders hebben worden ze opgevoed in weerbaarheid. Ouders doen ook beroep op de school die meestal een pestprotocol heeft. Afriyie ziet het niet als pesten, maar als racisme en besloot dat Zwarte Piet het land uit geschopt moest worden. Tegenwoordig zegt hij zijn motivatie te ontlenen aan de Bijlmerjeugd die zich geen Nederlander zou voelen. 'Wat heeft Nederland ooit voor mij gedaan', zeggen ze volgens Afriyie. Hij wil ze helpen. Het is echter de vraag of hen opzetten tegen ‘racisme’ de best denkbare hulp is. Het leidt tot slachtofferschap en slachtofferschap is een voorbehoedsmiddel tegen zelfkritiek.

‘Schop Zwarte Piet het land uit’ is een nogal agressief actiemodel, al zegt Afryie dat zijn model vooral praten, verder praten en nog eens praten is. Voor iemand die zijn baan als beveiliger verloor vanwege gewelddadigheid tijdens demonstraties, klinkt dat niet erg geloofwaardig. Zijn verhaal ontmoet in de media nauwelijks weerstand. De angst om anders voor ‘racist’ te worden uitgemaakt, speelt daarbij een rol.

Zijn medestander Kiza Magandane, sinds twaalf jaar in Nederland verblijvend, zegt het zo:
“De hardnekkigheid waarmee Zwarte Piet wordt verdedigd, alsof er mensenlevens vanaf hangen, is tekenend voor de pijnlijke tweedeling in ons land. De witte meerderheid, gevangen in haar comfortabele zone, ontbreekt het aan compassie en solidariteit jegens de zwarte minderheid die met legitieme argumenten duidelijk maakt dat de spelregels in de Nederlandse publieke ruimte aan vernieuwing toe zijn.”

Zo’n tekst voelt hetzelfde als islamisering. Moslims slaagden er in Amsterdam in om het kruis op de mijter te laten verwijderen omdat het aanstootgevend is. Nieuwkomers die de behoefte hebben om hun land van aankomst te veranderen overeenkomstig hun behoeften, roepen verzet op. In de overzeese gebiedsdelen bestaat er nauwelijks aversie tegen Zwarte Piet. Het overgrote deel van de Nederlandse bevolking ziet geen racisme in het cultuursymbool dat Zwarte Piet is. Verzet is er ook om Zwarte Piet in verbinding te brengen met slavernij (hij is een knecht), kolonialisme, racisme en discriminatie. Blokkeerfriezen maakten hun punt. Demonstreren is prima, maar niet bij de intocht. Ze worden als racisten gezien. Recent werd in Den Haag een vergadering van KOZP aangevallen waarbij ruiten sneuvelden en auto’s werden vernield. Het is een vorm van agressie die afgekeurd moet worden maar wel signaalwaarden heeft. Voor KOZP was het aanleiding om zich weer eens als slachtoffer te afficheren. “We zijn een schietschijf geworden”, zegt Afriyie.

Eerder zei hij: “De reacties op de demonstraties tegen Zwarte Piet bewijzen de noodzaak van die demonstraties. ‘Iedereen heeft dat nu kunnen zien.”  Hij wordt nauwelijks tegengesproken bij dit soort opmerkingen. Die reacties zouden hem ook tot nadenken kunnen stemmen met de vraag of het actiemodel een aanpassing behoeft. Bijvoorbeeld niet demonstreren bij intochten. Het citaat geeft het al aan, de reacties rechtvaardigen verdere demonstraties. Hij wil de bestaande situatie ter discussie stellen, maar niet zijn visie op de bestaande situatie. Die staat vast. Dat is de zekerheid waar hij zich aan vast houdt.

Narcisme is een pathologische reactie op angst en onzekerheid. Dat is wat ik herken in de positie die Afriyie kiest. Als je als twaalfjarige naar Nederland komt, de cultuur niet kent en een afwijkende huidskleur hebt, ben je onzeker en angstig. Als die onzekerheid ziekelijke vormen aanneemt, noemen we dat narcisme. Een narcist is altijd slachtoffer, geeft anderen altijd de schuld van wat hem overkomt, is dwingend en veeleisend, kent geen empathie, is niet in staat tot zelfreflectie en is berucht vanwege de wijze waarop hij in zijn omgeving verdeeldheid oproept door zijn medestanders tot vriend te benoemen en zijn critici tot vijanden te bestempelen. Dat is precies wat we zien gebeuren. Afriyie: “Ik heb heel veel respect (vleien pl) voor alle witte mensen die uit hun bubbel durven te stappen om aan de goede kant van de geschiedenis te staan”. De anderen deugen niet. Het fenomeen van Zwarte Piet is een onderwerp van verdeeldheid geworden. Ziekelijke onzekerheid, narcisme, kenmerkt zich onder andere door projectie. Consequent geredeneerd betekent dit dat Afriyie zijn eigen racisme op zijn omgeving projecteert.

In deze link over de relatie tussen narcisme en projectie wordt dat als volgt omschreven: Feitelijk is projectie een onbewuste manier om het bestaan ​​van iets in jezelf te ontkennen en het aan anderen toe te kennen, het te externaliseren. De narcist projecteert omdat hij/zij eenvoudigweg geen verantwoordelijkheid voor zijn pathologie kan en wil nemen.”

Zwart racisme bestaat. In de kern is KOZP een megalomane vorm van narcisme met een racistische achtergrond. ‘Blanke mensen deugen niet’ is de versie van het betoog van de narcist die zichzelf superieur acht en zichzelf als de maat der dingen ziet. In het geval van de KOZP kan er beroep worden gedaan op een bestaand narratief dat door de media wordt ondersteund. Het zijn de media en de verabsolutering van het demonstratierecht die KOZP haar narcistisch platform hebben gegeven. Dat Zwarte Piet helemaal niets met racisme heeft te maken, heb ik al eens eerder uitgelegd.





maandag 4 november 2019

Help!, GroenLinks wil dat de overheid islamofobie gaat monitoren





In mijn laatste blog waarschuwde ik voor de beïnvloedingsactiviteiten van islamisten  en de verleiding van bestuurders om daar aan toe te geven. Islamisering is een bedreiging. Het activisme dat er op gericht is om voor de islam faciliteiten te verwerven, de kwalijke ideologie geaccepteerd te krijgen en belangenbehartiging  te voeren voor de positie van moslims in de samenleving. Discriminatie en racisme worden ingezet als wapens om de activiteiten kracht bij te zetten. De activiteiten van islamisten dragen sterk bij aan de polarisatie in de samenleving. Een motie van GroenLinks, ingediend door fractielid Nevin Özütok, mag de overtreffende trap worden genoemd van islamiseringsactiviteiten. In de motie die op donderdag 31 oktober werd ingediend tijdens de beraadslagingen over de begroting voor binnenlandse zaken werd het monitoren van islamofobie als volgt beargumenteerd:

-overwegende dat er helaas nog regelmatig sprake is van discriminatie en dt vaak mensen uit minderheden hiervan het slachtoffer zijn;

-constaterende dat er jaarlijks een monitor Antisemitische incidenten wordt uitgebracht;

-verzoekt de regering om in overleg met de betrokken partijen te komen tot een jaarlijkse monitor islamofobie; (letterlijk overgenomen uit de motie)

Behalve door Özüturk van GroenLinks is de motie ook ondertekend door Van Kooten-Arissen die kort geleden uit de PvdD is gestapt omdat de partij te weinig aandacht zou hebben voor mensen.
Het alerte GeenStijl pikte het onderwerp op en liet een korte discussie zien tussen Martin Bosma (PVV) en Özütok. De wijze waarop ze zich verdedigt tegen zijn interpellatie roept al evenveel vragen op als de motie zelf.

‘Islamofobie’ is een onderwerp dat door islamisten voortdurend aan de orde wordt gesteld als een afwijking die de juiste beoordeling van de islam in de weg staat en tot discriminatie en racisme zou leiden. ‘Islamofobie’ wordt ook door radicale wetenschappers van de UVA (Ineke van de Valk, Martijn de Koning) als ‘racisme’ gezien. De islamisten gebruiken dat als wetenschappelijke ondersteuning voor hun aanspraken.
De definitie van ‘islamofobie’ luidt:
“Een  historisch maatschappelijk gegroeide ideologie die met behulp van beelden, symbolen, teksten, feiten, interpretaties en gedragingen systematisch en consistent een negatieve betekenis geeft aan  “de islam” en/of aan “moslims”. Zo worden de perceptie, de betekenisgeving, het begrip, de attitudes en het gedrag van mensen tegenover  de islam en de moslims beïnvloed ten gunste van de sociale uitsluiting van moslims als “de ander” ten gunste van discriminerende, ongelijke behandeling in het culturele, sociale, economische en politieke domein”.

Die definitie wordt bijna nergens anders dan in islamitische kringen serieus genomen. Er is serieuze kritiek op. Dat is volkomen terecht. Het is een aanval op de vrijheid van meningsuiting en op degenen die islamkritiek hebben. Het is een poging om islamkritiek strafbaar te maken. Door islamitische landen is in de mensenrechtencommissie van de Verenigde Naties ook om gevraagd. Het gaat dus binnen de islam om breed gedragen beleid en we zien hier hoe daar in Nederland vorm aan wordt gegeven.

‘Zet mij alvast maar op de lijst, want ik ben een islamcriticus’ schamperde Martin Bosma tijdens de interpellatie. Dat geldt ook voor een paar miljoen Nederlanders die in woord of geschrift kritiek hebben op de islam of moslims. Daar ben ik er één van en u waarschijnlijk ook.

De Turkse Nevin Özútok kwam op 12-jarige leeftijd naar Nederland. Ze is nog de enige allochtoon in de fractie van GroenLinks. De partij heeft met deze motie een nogal enge weg ingeslagen. Islamofoben doen iets wat erg fout is. Er zou een vergelijking kunnen worden gemaakt met Gulenisten in Turkije die door het regime van Erdogan zwaar vervolgd worden. Vooralsnog hoeven ‘islamofoben’ in Nederland niet voor vervolging te vrezen, maar de eerste stap naar een totalitaire bejegening is met deze motie van GroenLinks wel gezet.

De motie zal niet worden aangenomen, daar ben ik wel zeker van. Waarschijnlijk zal DENK wel voor stemmen. Het is een motie die ook uit hun koker had kunnen voortkomen. De islamistische aanjagers van de motie hebben niet voor die weg gekozen. Een motie van GroenLinks is meer serieus. Dat GroenLinks op deze wijze lippendienst bewijst aan het islamisme is meer dan betreurlijk, het kan ze kwalijk worden genomen.

Er is een motie denkbaar die wél van belang lijkt en hout snijdt: monitor de islamisten, zij vormen de werkelijke bedreiging.