woensdag 13 december 2017

‘Eigen volk eerst’ is een natuurlijke neiging en geen racisme


In de jaren voor de Tweede Wereldoorlog was rassenbiologie een wetenschap. Niet alleen in Duitsland. Ook in Nederland en elders in de wereld bestond belangstelling voor het onderzoek naar hoe mensengroepen van elkaar konden worden onderscheiden. Wetenschappelijk gezien was het toen in de mode en liep het overeenkomstig de heersende tijdgeest ook nog wel eens uit op het politieke streven naar ‘rassenhygiëne’. ‘Apartheid’ werd gelegitimeerd met wetenschap. In Duitsland ging men een stuk verder. Onder de bewering dat alle ellende in de wereld werd veroorzaakt door joden, zette men daar een industrie op om het ‘joodse ras’ te elimineren. Het deel van de economie (en banen) dat in joodse handen was, kwam zo in handen van ‘raszuivere’ Duitsers. Ik ontleen er de hypothese aan dat de eliminatie van joden vooral gevoed werd door de strijd om het bezit van schaarse middelen.

Het begrip ‘racisme’ is verouderd
Rassenbiologie bleek wetenschappelijk een doodlopende weg te zijn. Het werd afgevoerd van de universitaire agenda’s zoals dat met zoveel doodlopende wegen in de wetenschap is gebeurd. Recent DNA-onderzoek  laat zien dat de bestaande opvattingen over ‘racisme’ compleet verouderd zijn. De bewoners van Europa, het Midden-Oosten, West-Azië  en Noord-Afrika hebben allen Kaukasische voorouders gemeen. Evolutiebiologen spreken daarnaast over het Oost-Aziatische ras en het Afrikaanse ras. De verklaring voor dit onderscheid is dat de drie groepen al vroeg in de menselijke geschiedenis uit elkaar zijn gegaan en zich in isolement hebben ontwikkeld. Ze hebben daardoor een eigen ontwikkeling doorgemaakt die in het DNA aantoonbaar is.
Bekeken vanuit de Nederlandse situatie kan er nauwelijks sprake zijn van ‘racisme’ in zijn oorspronkelijke betekenis. Wat tegenwoordig als ‘racisme’ wordt aangeduid betreft in feite etnische vooroordelen. Die bestaan overigens wederzijds en het is dus onzin om Nederlanders als ‘racistisch’ te bestempelen.
Hoewel verouderd, blijft ‘racisme’ als begrip en alarmkreet hardnekkig voortbestaan. De beschuldiging van racisme is een wapen geworden dat vooral door minderheidsgroepen vaardig wordt gebruikt. Dat verklaart de eigenaardigheid dat alleen autochtone Nederlanders van racisme worden beschuldigd. Het is een wapen geworden dat onder allochtonen angst inboezemt en voordelen oplevert voor leden van minderheidsgroepen.

‘Racisme’ als intimiderende beschuldiging
Het racismedebat verhult dat etnische bevooroordeeldheid een universeel verschijnsel is dat is gebaseerd op het beginsel ‘eigen volk eerst’. Iedere groep en ieder volk kent dezelfde dynamiek als het om buitenstaanders gaat, de buitenstaander wordt niet makkelijk toegelaten. Hij of zij moet eerst aantonen in alle opzichten tot de groep te zijn gaan behoren. Het is één van de manieren waarop groepen zichzelf in stand kunnen houden door de normen en waarden die binnen de groep gedeeld worden te bewaken. Het is een universele eigenschap van mensen en daarom geeft vermenging problemen  als nieuwkomers onvoldoende integreren.
Als de groep van nieuwkomers voldoende groot is ontstaat daar ook dezelfde dynamiek van ‘eigen volk eerst’. De manier om gelijkwaardigheid te verkrijgen met het gastvolk is de natuurlijke houding van afwijzing en van wantrouwen, te bestempelen als slecht en als racistisch. Het werkt en wordt gebruikt omdat de gevoeligheid voor de beschuldiging in Europa groot is. Het is echter een valse beschuldiging die geen ander doel heeft dan door intimidatie groepsgrenzen te slechten. Het doel is om dezelfde positie te verkrijgen als de inwoners van het gastland zonder met hen dezelfde waarden en normen te willen delen of deze zelfs af te wijzen.

Bang voor beschuldiging van ‘racisme’
‘Racisme’ zit tussen de oren. Bij de inwoners van het gastland als kwetsbare plek en bij de nieuwkomers als reactie op de echte of vermeende ervaring van ongelijkheid. De ongelijkheid is echter een feit. Het naast elkaar bestaan van verschillende sets van normen en waarden leidt tot concurrentie én tot afbakening. De geschiedenis leert dat het zelden goed afloopt met zulke verschillen. De politieke opwekking om verschillen te accepteren is niet langdurig houdbaar. In de geschiedenis van volkeren is daar geen bewijs voor te vinden.
De beschuldiging van racisme levert onder de Nederlandse bevolking angst en verzet op. Bij de discussie over Zwarte Piet bleek dat 85 procent van de bevolking de beschuldiging afwijst. Dat neemt niet weg dat de angst voor de beschuldiging groot is en blijft. In het bestaande maatschappelijk klimaat kun je niet op veel medestanders rekenen als je van racisme wordt beschuldigt. Dat is te wijten aan het gemak (lafheid of angst) waarmee politiek, bestuurlijk wetenschappelijk en journalistiek Nederland de beschuldigingen serieus neemt. Daar is men als eerste gezwicht voor de lobby om het ongelijke gelijk te verklaren.

Patronen in de geschiedenis
De geschiedenis herhaalt zich nooit op dezelfde manier, maar er zijn wel degelijk patronen aan te wijzen. Het Joegoslavië van Tito viel uiteen in verschillende volkeren en de afbakening van de afzonderlijke volkeren heeft veel mensenlevens gekost. Syrië is een ander voorbeeld van verschillende identiteitsgroepen die geen eenheid kunnen vormen. Afscheidingsbewegingen als die van het Catelaanse volk leveren andere aanwijzingen op voor de in de mens aanwezige neiging tot ‘eigen volk eerst’. Die neiging zal in het multiculturele Europa ook aanwezig blijven als het er niet in slaagt om nieuwkomers te laten integreren en assimileren. Problemen die nu nog min of meer toegedekt zijn zullen verhevigen als door afname van de welvaart de strijd om schaarse middelen toeneemt.









maandag 11 december 2017

Waarom de Volkskrant columnist Wagendorp niet over kan doen aan de NRC

Sjoerd de Jong, ombudsman van de NRC


Kranten lezen raakt uit de mode, maar ze bieden opiniegewijs toch nog altijd meer inzicht over wat er zich in Nederland afspeelt dan de vluchtigere media. De Volkskrant van deze winterse morgen (11-12-2017) leek te bevestigen dat ze naar rechts, oftewel naar de gewone man, aan het opschuiven is. Vorige week mocht moslima Bercan Günel uitgebreid vertellen dat ze een hoofddoek drie keer niks vindt. Veel zegt dat nog niet over het beleid van de krant. Veelzeggend was dat er deze morgen twee ingezonden brieven op de opiniepagina waren te vinden waaruit luide bijval voor het standpunt van Günel viel te lezen.'

Het valt mij al langer op dat de Volkskrant voetje voor voetje, ja, het gaat tergend langzaam, aansluiting zoekt bij wat de ‘gewone man/vrouw’ van Nederland vindt. De krant ontvangt veel meer ingezonden brieven dan ze kan afdrukken. Dat twee anti-hoofdoekbrieven de selectie haalden, lijkt me daarom betekenisvol in een tijd waarin politieke correctheid nog de boventoon voert.

Ook de NRC is zijn koers aan het verleggen. Het kan niet beter worden aangetoond dan met de laatste zinnen van de ombudsman in de laatste zaterdagkrant. Sjoerd de Jong is deze keer afgestapt van zijn hoog abstractieniveau en probeert antwoord te geven op de vraag of de krant te veel met antiracisme-activisten meewaait. Echt antwoord geeft de NRC-ombudsman nooit. Je moet het tussen de regels door lezen. Zo gispt hij NRC-next. De krant had bericht dat op verreweg de meeste scholen Piet nog ‘gewoon zwart’ was. Daarmee neemt de krant een standpunt in en dat kan niet. Trots vermeldt Sjoerd de Jong dat in de onlineversie ‘gewoon zwart’, vervangen was door ‘nog zwart’. Alsof dat geen stellingname is en dat blijkt het ook te zijn. De laatste zinnen van zijn column luiden: “Wat de toekomst van Piet betreft, heeft de krant zich al jaren geleden wél bekeerd, in het commentaar: “dat zwart kan er echt wel af. Gewoon”.

De NRC lijkt zijn lezers te zoeken onder de politiek correcte elite die een andere toekomst voor zich zien dan de ‘gewone man’. De keuze voor columnisten als Lamaya  Aharouay en Clarice Gargard bewijst dat. Beiden mogen beurtelings Nederland de maat nemen en niet toevallig vallen hun minderheidsstandpunten als regel samen met wat de snobistische elite denkt. Aharouay mocht in  de NRC een serie maken over de ‘gewone Nederlander’. Ik heb haar in een mail voorspeld dat ze die niet zou vinden omdat het een statistische verzameling is en dat ze de ‘gewone Nederlander’ ook niet zou vinden omdat ze die niet wilde vinden. Haar serie was bedoeld om het ongelijk van Sybrand Buma aan te tonen. De ‘gewone Nederlander’ van Buma bestaat niet volgens Aharouay. Dat verklaart wellicht de merkwaardige keuzes die ze maakte bij de zes interviews. Ze selecteerde ongewone mensen. Volkskrantcolumniste Sheila Sitalsing was één van de geïnterviewden. De serie van zes interviews maakt duidelijk dat Aharouay niet uit nieuwsgierigheid op zoek ging, maar iets wilde bewijzen. De NRC heeft er een project van gemaakt en besteedde er zes pagina’s aan in de weekendkrant. Redacteur Arjan van Veelen beschrijft daarin dat steeds meer politici (ze zeggen tegenwoordig hetzelfde als Hans Janmaat) de ‘gewone man’ laten samenvallen met de ‘boze man’, maar hem net zo goed in de steek laten. Frans Bauer wordt als held van de gewone man geïnterviewd door redacteur Danielle Pinedo en zegt behartigenswaardige dingen. Een gewone man laat zich er niet op voorstaan dat hij beter of deugdzamer is dan de rest waarop hij neerkijkt, is ongeveer zijn boodschap. Aharouay mag Buma interviewen. Eigenlijk interviewt ze hem niet, maar laat ze hem op haar vooropgezette meningen reageren. Als Buma zegt dat het gaat om: “het hervinden van een identiteit en gemeenschap”, stelt ze dat de samenstelling van de groep die zich in die identiteit moet herkennen is veranderd. Ze eindigt in het ‘interview’ met de boodschap dat er tussen mensen altijd overeenkomsten zijn die een gevoel van samenhorigheid geven. Haar boodschap aan politici is duidelijk. Vergeet identiteit en gemeenschap, diversiteit is de nieuwe werkelijkheid. Het is een ‘Diederik Stapel-boodschap, want met het bewijs heeft ze geknoeid.

De NRC sluit tegenwoordig bijna naadloos aan bij D’66 en GroenLinks en ziet daar commercieel de aantrekkelijkste groep in. Op GeenStijl wordt de NRC wel meesmuilend de meubelfolder of NSB-krant genoemd, maar in wijn zijn ze ook groot. In de krant zelf wordt klare wijn geschonken: ‘we zijn voor het nieuwe Nederland zoals de elite en minderheidsgroepen dat zien.

De Volkskrant, die wat rechtser wil worden, zit natuurlijk met een  zwaar linkse columnist als Bert Wagendorp in de maag. Die schrijft al sinds 1986 iedere keer dezelfde column. Ongeacht het onderwerp eindigt hij altijd met dezelfde conclusie: rechts is niet te vertrouwen en deugt niet. Toch denk ik dat de NRC niets voor een transfer voelt. Wagendorp is  een geharnaste sociaal-democraat en dat gaat niet samen met de snobistische linkse NRC. Volkskrant columniste Sheila Sitsalsing, trouw GroenLinks, zal zich op de NRC-redactie wel thuis en een ‘gewone vrouw’ voelen. Snobistisch links is haar biotoop.


zondag 10 december 2017

De jaarlijkse slacht van kerstbomen



De ‘echte’ kerstboom is de plofkip van het interieur tijdens de feestdagen. Hij wil maar niet verdwijnen. Stoomboten zijn (bijna) verdwenen, grammofoonplaten zijn verdwenen, cassettebandjes zijn verdwenen, CD’s zijn aan het verdwijnen, boeken zijn aan het verdwijnen, maar de kerstboom moet blijven omdat hij zo lekker zou geuren.

Ik hoorde net van een man die zijn vrouw met redelijke argumenten ervan probeerde te overtuigen dat het toch eindelijk tijd werd om dit jaar de ‘natuurlijke’ kerstboom te vervangen door een duurzaam exemplaar dat na de feestdagen op zolder weer zijn volgende beurt kon afwachten. Hij delfde het spit. Met liefde was ze bereid om de naalden tot aan Pinksteren op te blijven zuigen omdat iedere naald haar weer deed herinneren aan de gezellige feestdagen. De geur was voor haar onmisbaar. Ze had liever echt dan namaak.

In menig huisgezin wordt heden ten dage de discussie over de zwartheid van Zwarte Piet moeiteloos vervangen door een andere onzindiscussie.  Het zijn vooral de ega’s die voor de geur gaan terwijl ze met de kerst gewetenloos een mee-rekkend lycra-jurkje aantrekken omdat wol zo prikt en eerlijk katoen krimpt.

Ze beseffen niet dat de geur wordt voortgebracht door een stervende boom die geen andere toekomst heeft dan als verlepte graftak en onaanzienlijk lijk naar de tuin of stoep te worden verbannen. Als zijn geur verdwenen is, zijn naalden verdroogd en hij alleen nog maar stof staat te vergaren, wordt hij na een te kortstondig leven tegelijk met de botjes van de kerstkalkoen rücksichtslos gedumpt.

De jaarlijkse moord op de kerstboom is een grof schandaal dat door geen geur verdreven kan worden. De liefhebbers van ‘echt’ zijn meedogenloze moordenaars die kortstondige stervensgeur verkiezen boven duurzame alternatieven waar ze, als het over iets anders gaat, altijd de mond vol van hebben.  De liever ‘echt’ dan namaakfreaks zijn gemakkelijk te betrappen op allerlei inconsequenties. Ze hangen de boom waarvan de doodstrijd, het stervensgereutel en krimpend leven niet zicht- of hoorbaar is, vol met de ergst mogelijke glitter om de exploitatie van de stervensgeur op ‘feestelijke’ manier te maskeren.

Bij al die glitter en glans denkt niemand meer aan de gezwollen lippen van Chinese vrouwen die dag en nacht kerstballen moeten blazen of de kapotte vingertjes van Chinese kindertjes die alles in moeten pakken en de scherven met blote handen moeten opvegen. Showbizz-achtige glimslingers van kunststof moeten de zieltogende boom een feestelijk aanzien geven en de echte kaarsen zijn al lang vervangen door elektrische knipperlichtjes.  Het is allemaal nep en dat willen ze niet weten. Ze spreken pas van nep als iemand voorstelt om niet meer mee te doen aan de jaarlijkse slacht van kerstbomen en een duurzame designboom aan te schaffen.

De keuze van echt voor namaak is in dit geval van een treurnis verwekkende decadentie. Je laven aan de stervensgeur van een onschuldig wezen. Men realiseert zich bovendien niet dat de  om hun geur omgebrachte sparrenbomen, met ‘Oh dennenboom’ , ook nog beledigend worden toegezongen. Ja, zijn takken zijn wonderschoon. Maar de kortstondigheid daarvan wordt niet meegewogen.
Het feest van het licht, het feest van het terugkerend leven in de natuur, wordt voorafgegaan door genocide. Iedere boom zal graag zijn leven geven voor degelijk timmerhout. Dat wordt de kerstboom niet gegund. Zijn sterven draagt bij aan de feestvreugde die we ook willen kunnen ruiken. Liever een stervende boom dan kaarsjes met dennengeur. Hoe wreed kun je zijn in je primitief verlangen?

maandag 4 december 2017

Waarom NRC-columniste Clarice Gargard volstrekt niet deugt en racistisch is


Ze is geboren (1988) uit ouders die van Liberia naar Amerika zijn verhuisd en ze is later naar Nederland gekomen om hier journalistiek te studeren aan de Hogeschool Windesheim. Ze verkoopt zichzelf als deskundige op het terrein van diversiteit, mensenrechten en gender.
Sinds een aantal maanden heeft ze een column in de ‘kwaliteitskrant’ NRC omdat die meer aan diversiteit wil doen, maar enige kwaliteit heb ik in haar columns nog niet kunnen ontdekken. Integendeel, stuitende bevooroordeeldheid is haar handelsmerk.

Het is aardig van de NRC om ruimte te bieden aan columnistes die vanuit hun ervaring en visie iets te bieden zouden kunnen hebben waar de lezer wat aan heeft. Nieuwe gezichtspunten als voedsel voor de geest vormen het bestaansrecht van kranten en tijdschriften. Hell’s Angels hebben ook de nodige ervaringen en visies op het leven die ons inzichten zouden kunnen verschaffen, maar die komen met een column in de NRC niet aan de bak. Zo missen we eigenlijk ook de ‘gewone man/vrouw’ als columnist. Hij/zij bestaat, maar komt in de ‘kwaliteitskrant’ niet aan het woord. In de media is hij/zij een object van beschouwing. Dat gebeurt als regel niet door mensen die er iets van snappen, want anders zou je de gewone man/vrouw niet als racist, xenofoob of islamofoob neerzetten.

In de NRC komt diversiteit aan het woord als een minderheid die zijn bestaan luid kenbaar heeft gemaakt en er op aandringt te worden gehoord. Lamayae Aharouay, alles aan haar is fout, mag haar moslimse visie op Nederland uitdragen, en Clarice Gargard haar  kleur als uitkijkvenster op de Nederlandse samenleving. Beide zijn vanzelfsprekend ervaringsdeskundigen in racisme en discriminatie, want het leven met een hoofddoek of dreadlocks valt natuurlijk niet mee. Dat geldt overigens ook voor vrouwen die veel te dik zijn, voor kinderen met een combinatie van een rare bril en rood haar en voor mensen met een paardengezicht, om maar wat voorbeelden te noemen van mensen met een opvallend en opmerkingen verwekkend uiterlijk die zich niet kunnen beroepen op racisme of discriminatie.

Het vervelende van Aharouay en Gargard is dat ze oordelen over een Nederland dat ze als allochtoon niet kennen omdat ze dat als erfgoed niet hebben meegekregen. Ze missen de Nederlandse familieverhalen en hebben onvoldoende eigen levensgeschiedenis om het Nederland waar ze leven echt te begrijpen. Dat verhindert ze echter niet om het land waarin ze leven voortdurend de maat te nemen vanuit hun eigen beperkte referentiekader. Ze bezien Nederland vanuit hun eigen cultuur en verdienmodel.

In de NRC van 30 november maakte Gargard het weer een heel bont. “De collaboratie van velen tijdens de Tweede  Wereldoorlog is bekend, maar ook de apartheid werd hier relatief lang gesteund. De Zuid-Afrikaanse vrijheidsstrijders werden als terroristen geframed en het verzet van de anti-apartheidsactivisten werd -soms met geweld- de kop ingedrukt. Maar toen Madiba (ze bedoelt Nelson Mandela) overwon, zat iedereen ineens altijd al in het verzet.” Dat is een nogal kwaadwillige karikatuur die de NRC haar laat opdienen. Gargard liep nog in de luiers toen Mandela vrij werd gelaten en was zes jaar oud toen die president werd. Ze kan zich er dan ook nauwelijks van bewust zijn dat Mandela in Nederland al populair was toen hij nog in de gevangenis zat en dat de in Nederland breed aanwezige afschuw van apartheid heeft bijgedragen tot de afschaffing daarvan. Het verzet  in Nederland is royaal vastgelegd in ‘Nederland tegen apartheid 1948-1994’ op de website socialhistory.org. Gargard had als journaliste die bron kunnen benutten en het is vooringenomenheid en arrogantie die het haar belet hebben.

Het kan nog bonter. Ze is vanzelfsprekend ook tegen Zwarte Piet en ziet daarin het bewijs voor racistisch Nederland. “Maar als ik kijk naar hoe de stem van de minderheid gesnoerd wordt en de daders -met de mondprop nog in de hand- als helden worden ontvangen, is het evident dat het land weinig van het verleden geleerd heeft. De geschiedenis zal Nederland niet genadig zijn en dat verdient ze hierin ook niet. Ze blijft bladzijdes zwart kleuren en dat vervolgens vaderlandsliefde noemen.” Gargard  gebruikt het woord ‘racisme niet in haar column, maar het is overduidelijk dat racisme haar thema is. Uit onderzoek is gebleken dat een kwart van de Nederlanders een ander uiterlijk van Zwarte Piet accepteren, maar dat 85 procent van de Nederlanders geen racisme zien in het uiterlijk van Zwarte Piet. In feite is het Gargard die een racistisch betoog houdt met haar opgeklopte verhalen over witte Nederlanders. 

Exploitanten van hun afkomst als Gargard begrijpen dat niet of willen dat niet begrijpen omdat de strijd tegen vermeend racisme hun verdienmodel is. Als iemand ‘negerhoer’ tegen Gargard zou roepen, betekent dat nog niet dat het een racistisch bedoelde opmerking is. Feitelijk racisme is in Nederland klein. Echter het uitvergroten daarvan levert in Nederland een goed verdienmodel op. Roep ‘racisme’ en je staat bij wijze van spreken morgen in de krant of wordt je uitgenodigd voor een praatprogramma. Aharouay en Gargard, beide columnisten bij de NRC, hebben er een beroep van gemaakt om ‘racisme’ te roepen en het ver voorbij gezonde proportie te exploiteren. Beide werken als zelfstandige in dat beroep.

In feite is het de NRC te verwijten dat die ze aan het woord laat met hun bevooroordeeld wereldbeeld. Er zijn heel wat betere columnisten te vinden onder etnische groeperingen die als minderheid in Nederland leven. Daar zijn er al een aantal van gesneuveld omdat ze de druk van hun omgeving niet meer konden verdragen. Dat zal deze dames niet overkomen. Hun volstrekte ongenuanceerdheid geeft ze een heldenstatus in eigen kring. Dat zie ik als een levensgroot probleem. Het versterkt de polarisatie.