woensdag 23 november 2016

Mediajustitie

                                                                     

Ja, het gaat over Mevrouw Sylvana Simons, een vrouw die ik er van verdenk dat ze meer pruiken dan hersencellen heeft. Daar kun je B’enner mee worden. Meen ik dat nou letterlijk van die hersencellen? Echt niet. Het is bij wijze van spreken. Het is een stijlfiguur die op overdrijving berust en die ik gebruik om duidelijk te maken dat ik Mevrouw Simons bepaald geen verstandige vrouw vind. Mag dat? Ja, het mag, al vinden ‘nette’ mensen dat je niet alles hoeft te zeggen en als je dat toch doet, het op een fatsoenlijke manier dient te gebeuren. Maar John Stuart Mill staat aan mijn zijde. Je mag alles zeggen is de mening van deze negentiende-eeuwse filosoof, zo lang je maar niet oproept tot geweld tegen een persoon of diens bezittingen.  

Iemand is walgelijk en treiterend te ver gegaan in het uitdrukking geven aan zijn weerzin tegen Mevrouw Simons. De weerzin als zodanig (en dus niet de verschijningsvorm) is begrijpelijk wat mij betreft. Ze neemt het op tegen heel Holland door te verklaren dat blanke mensen allemaal racisten zijn. Als je zoiets beweert dan mag je verwachten dat je je daar niet erg populair mee maakt. Dan begeef je je in een gevarenzone. Je gaat in een Amsterdamse kroeg ook niet roepen dat het Ajax-elftal uit homo’s bestaat en het elftal van Fijenoord uit echte kerels. Als je dat doet kun je je beroepen op de vrijheid van meningsuiting, maar voor het uiten van zo’n belediging kun je beter een Rotterdamse kroeg uitzoeken.

Mevrouw Simons heeft het geschopt tot de ‘talk of the town’. Iedereen heeft het erover en iedereen, ook ik, gebruikt de situatie om met zijn piesje het eigen geestelijk territoir te markeren. De leidende opiniërende media hebben positie gekozen. De wijze waarop dat gebeurt bevalt me van geen kant. Er is geen enkele relativering te bespeuren. Niemand die zegt, zoals bij de moord op Theo van Gogh, dat ze er eigenlijk een beetje om gevraagd heeft. Bij mevrouw Simons gaat het op zijn ergst om ‘karaktermoord’. De Volkskrant ging het verst met een compilatie die de boodschap uitdroeg: ‘kijk eens wat mevrouw Simons allemaal overkomt’. Dat is wel dezelfde krant die nagenoeg voorop liep bij de demonisering van Pim Fortuyn en zich nooit afvroeg: ‘gaat dit niet te ver’. De Volkskrant koos overduidelijk, toen en nu weer, voor de heersende elite. Ook Ayaan Hirsi Ali werd niet tot het bittere einde door de media gesteund in haar recht op vrijheid van meningsuiting.

Dat de aanstootgevende beelden over Simons een bedreiging inhouden, kan ik me eigenlijk niet voorstellen. Het gaat meer om een stijlfiguur met bedenkelijke en te ver gaande overdrijving. De maker mag wat mij betreft aan de schandpaal vanwege een gebrek aan hersencellen. Dat geldt wat mij betreft echter ook voor de media die deze gebeurtenis buitenproportioneel hebben vergroot en lijken te gebruiken om het hele Nederlandse volk in te peperen dat dit niet mag. Alsof 99,9  % van de bevolking dat al niet uit zichzelf had begrepen.

De leidende media hebben niet alleen een slecht geheugen (Pim Fortuyn en Theo van Gogh), ze hebben daar echter ook geen ballen. Het is een deerniswekkend en in onderdanigheid buigen voor een mevrouw die tot haat aanzet. Wie beweert dat de blanke inwoners van Nederland zonder uitzondering racistisch zijn, zet aan tot haat. Dan gaat het niet om een stijlfiguur met overdrijving. Het zet niet alleen aan tot haat, maar ook tot zelfhaat. Gloria Wekker mocht van de zichzelf hatende NRC pagina’s vullen met dezelfde boodschap als die van mevrouw Simons: ‘blanke Nederlanders zijn tot in hun onderbewustzijn ‘racistisch’. Het wordt niet tegengesproken en de afwezigheid van tegenspraak leidt tot bevestiging.

Mevrouw Simons zet aan tot haat en zet groepen inwoners tegen elkaar op. Dat past ook uitstekend in het propaganda-model van DENK dat om de haverklap roept dat ze wil verbinden. In die zin is mevrouw Simons de ingehuurde spreekpop voor de DENK-ideologie. Een ideologie die kan worden beschreven als het opdringen van visies die minderheden dominantie verschaffen door de meerderheid te beschuldigen. 

Postmodernistische pseudowetenschap beschermt de mevrouwen Simons van deze wereld en geeft hun haatzaaiende teksten legitimiteit. Als je je daar als wetenschapper tegen zou willen verzetten, beland je in het verkeerde rijtje. Politieke correctheid op universiteiten en in de media leidt tot het demoniseren van iedereen die er een andere mening op na houdt.

De media in Nederland gaan op de stoel van de rechter zitten in plaats van, zoals ze beweren, feiten en meningen van elkaar te onderscheiden en alle geluiden een plaats te geven. Bevooroordeeldheid en angst voor de politiek correcte censuur weerhouden de media om hun werk goed te doen. Ze schijnen dat niet erg te vinden. De media laten zichzelf niet zelden zien als een roddelend breikransje dat zwelgt in de eigen deugdzaamheid. Ze verdedigen het recht op vrije meningsuiting van mevrouw Simons, ook al is die als haatzaaiend te betitelen, maar tonen zelden een rechte rug als de wijze waarop iemand anders die vrijheid van meningsuiting gebruikt, hen niet aanstaat.

Het ‘slachtoffer’ wordt beschermd en daarmee van schuld ontdaan. Daar is het de slachtoffers om te doen en het werkt. De Franse filosoof Pascal Bruckner schreef er een boek over (De verleiding van de onschuld, 1996). Het wordt te weinig gelezen.



Geen opmerkingen: