![]() |
Sstandbeeld in Hoorn |
Jan Pieterszoon werd niet oud. De overtuigde calvinist werd
in 1587 in Hoorn geboren en overleed, 43 jaar oud, in Batavia. Op 21 september 1629. Door zijn
ouders werd hij opgeleid tot koopman op het Europese continent. In Italië
leerde hij de fijne kneepjes van de dubbele boekhouding. In 1606 trad hij, na
de dood van zijn vader, in dienst van de VOC. De talentrijke Jan Pieterszoon maakte carrière
binnen de VOC en eindigde als Gouverneur-Generaal
van wat de kolonie Indië zou worden.
De VOC speelde in die tijd een spelletje monopolie, maar dan
met kruit en kogels. Concurrenten als Portugal, Spanje, Frankrijk,. Engeland,
voornamelijk katholieke landen moesten worden verslagen tot meerdere eer en
glorie van het Calvinistische Nederland. Oorlog woedde ook met de inlandse
vorsten die zich lang niet altijd neerlegden bij de Nederlandse heerschappij.
Voor de VOC was Jan Pieterszoon de ideale gouverneur. Hard, nietsontziend en
nooit bereid tot opgave, diende hij de Heren Zeventien van de VOC en hun
aandeelhouders. Het was zijn taak om hen tevreden te houden. De winst was
belangrijker dan de wijze waarop die werd verkregen.
Jan Pieterszoon meende als vurig calvinist dat hij een
werktuig van God was en werd beroemd om zijn motto: ‘dispereert niet’. De Heren
Zeventien waren zuinig en gingen meestal niet in op zijn smeekbeden om meer
soldaten en schepen. Jan Pieterszoon, ook stichter van Batavia, kan gezien
worden als een van de grondleggers van de kolonie Indië.
Zondebok
Nu is Jan Pieterszoon, bijna vier eeuwen na zijn overlijden,
de zondebok geworden van het koloniale bewind van de VOC. ‘Hoorn
kijkt liever de andere kant op’, kopt de Volkskrant, vanwege de weigering
van de gemeente om het omstreden standbeeld te verwijderen. Maar dat standbeeld
staat daar als dank van de gefortuneerde families die door Het VOC-avontuur schatrijk
zijn geworden door de met schrikbewind gekoloniseerde veroveringen. De daden
van Jan Pietszoon zijn voldoende geboekstaafd
om te kunnen ontkennen dat ze in de plooien van de geschiedenis verborgen zijn
gehouden.
In een discussie beet iemand me toe ‘wat nu fout is, was
toen ook al fout’. Dat is onzin. Over honderd of tweehonderd jaar zullen we
terugblikkend kunnen vaststellen wat we
nu fout hebben gedaan, terwijl we nu denken op de goede weg te zijn. Veel liever
sluit ik me aan bij Norbert
Elias die vaststelde dat civilisatie een voortschrijdend proces is. Wat er
in de zestiende en zeventiende eeuw gebeurd is, zullen we nu niet herhalen
omdat we een stap verder zijn gekomen in het denken hoe we met anderen en de
wereld moeten omgaan.
Ook veel Nederlandse slachtoffers
De VOC had om zijn doelen te bereiken veel personeel nodig.
Schepen moesten bemand worden en soldaten moesten beschikbaar gehouden worden
om de concurrentie met geweld te verslaan en de inlanders onder de duim te
houden. Duizenden die hiervoor werden ingehuurd lieten het leven als matroos of
soldaat. Boekhouders overleden aan
tropische ziekten. De winst was niet zonder verlies, maar mensenlevens telden
in die tijd minder dan tegenwoordig het geval is. Naast de vele inlandse
slachtoffers, gedode soldaten van andere naties, mogen deze tienduizenden Nederlanders
bijgeschreven worden op de winst en verliesrekening van de VOC.
Ondertussen bleven de meeste aandeelhouders van de VOC
veilig thuis en wasten hun handen in Calvinistische onschuld nadat ze de winst
geteld hadden. Ze lieten zich portretteren door beroemdheden als Rembrandt. Ze
hebben geen standbeelden, hun gezichten en namen zijn wel terug te vinden in
musea. Hun winst- en schraapzucht vroegen allerlei slachtoffers die nooit in de
verliesrekening werden opgenomen.
Wat nu
Het VOC-avontuur werd vanaf de negentiende eeuw voortgezet
door de overheid. Er werd zelfs een minister van koloniën aangesteld. De
bescherming van kooplieden en plantagehouders stond voorop in het beleid. De
nazaten van duizenden rijk geworden families, horen we nu niet. JP Coen heeft
het gedaan. De generaals en kapiteins hebben het gedaan. Tot aan het einde van
het koloniale avontuur in voormalig Indië zijn ze opgeofferd als zondebokken
van de rijken die achter de coulissen bleven.
Nederland heeft ook een binnenlands probleem, naast de
Indonesiërs, zijn er ook vier eeuwen lang tienduizenden slachtoffers gevallen
onder Nederlandse families waarvan vaders nooit terugkeerden terwijl hun lage
soldij geen toegang gaf tot rijkdom. Zij zouden naast de Molukkers kunnen gaan
staan in de opstand van J.P Coen en zijn standbeeld. Maar dan hebben ze de
verkeerde. Een dienaar dient niet de zondebok te worden van zijn meesters de Heren
Zeventien en hun aandeelhouders.
Het standbeeld van J.P Coen moet gewoon blijven waar het
stond. Geschiedenis kun je niet verwijderen of ongedaan maken. Dat
heb ik al eerder betoogd. J.P Coen is een symbool van de VOC. Geschiedenis
is geschiedenis, wie vandaag de dag daar nog grieven aan ontleend, moet niet
kijken naar wie we waren, maar naar wie we zijn geworden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten