Het is lastig vast te stellen hoe het ‘nee’ bij het
Oekraïne-referendum precies moet worden uitgelegd, maar er kan niet aan
getwijfeld worden dat het een ‘nee’ tegen het Europese verdrag met Oekraïne
betekende. Geen verdrag. Met die boodschap werd de Nederlandse regering
opgezadeld: ‘zeg nee in Brussel en laat ze het daar verder maar uitzoeken.
Ik heb ‘nee’ gestemd. Dat ‘nee’ begon zich al te vormen toen
Guy Verhofstadt en Hans van Baalen namens Europa naar Kiev afreisden om de
bevolking een hart onder de riem te steken bij hun keuze voor Europa. Bij een
demonstratie op het Maidanplein (14 februari 2014) werden door hen beloften
gedaan en steun toegezegd aan een in feite instabiel en hoogst corrupt land. Dat
moest afgesneden worden van haar banden
met Rusland. Achter Verhofstadt en Van Baalen, zag ik Amerika oprijzen dat haar
kans om de geopolitieke grenzen op te schuiven niet wilde laten lopen.
Vanaf toen ging het fout. Rusland nam de Krim weer terug (18-4-2014)
nadat de Sovjets het eerst als kadootje aan het betrouwbare Oekraïne hadden
gegeven. Daarna steunde Rusland de bevolking in het Donetsk-gebied dat zich na
een referendum op 12 mei 2014 tot
onafhankelijke Volksrepubliek uitriep. In het Westen werd daarna Poetins
Rusland veroordeeld. Een veroordeling die vooral berustte op Poetin’s verzet tegen
de door Amerika nagestreefde wereldorde waarin Rusland tot de orde moest worden
geroepen. Op het verzet van Rusland antwoordde het Westen met economische
sancties als straf. Als bijeffect van het Westers beleid groeide in Polen en de
Baltische staten de angst voor vijandelijke acties van Rusland. Om die landen enigszins
gerust te stellen werd de aanwezigheid van de NAVO langs de grenzen van Rusland
en haar invloedsgebied versterkt.
Van Baalen en Verhofstadt oogstten na hun optreden de
nodige kritiek. De door hen in gang gezette inlijving van Oekraïne bij het
Westen ging echter onverminderd door. Aan het associatieverdrag
tussen de EU en Oekraïne was echter al sinds 2012 gewerkt en het werd op 21
april 2014 getekend. De ondertekening moest worden goedgekeurd door de
afzonderlijke parlementen. In Nederland ging de Tweede Kamer akkoord op 7 april
2015 en de Eerste Kamer op 7 juli 2015. Beide keren met brede steun. Het door GeenPeil
geïnitieerde referendum (6 april 2016) liet echter zien dat die parlementaire
goedkeuring te weinig steun binnen de Nederlandse samenleving had. En toen
begon het gedonder.
Premier Rutte vond met steun van zijn VVD/PvdA-kabinet
dat hij het ‘nee’ vanwege het doorslaggevende geopolitieke belang niet in
Brussel kon laten horen. Met ‘Brussel’ kwam hij overeen dat er een ‘juridisch
bindend aanhangsel’ aan het verdrag zou moeten worden toegevoegd om de
Nederlandse zorgen weg te nemen. Uit wat over dit aanhangsel bekend is geworden
kan worden opgemaakt dat hij geen wijzigingen in het verdrag beoogt. In plaats
daarvan worden enkele punten uit het verdrag verduidelijkt en daarmee wordt de
interpretatieruimte beperkt. Zo wordt bijvoorbeeld van de toegezegde
samenwerking op het gebied van veiligheid vastgelegd dat dit geen garantie
inhoudt voor eventuele verplichte militaire hulp of bijstand. Een typische vorm
van diplomatieke onduidelijkheid. Géén garantie kon in de praktijk wel eens
gewoon ‘garantie’ blijken te zijn.
De geopolitieke angel die het associatieverdrag vormt, is
daarmee niet verdwenen. Eigenlijk is er maar één oplossing. Het verdrag moet
van tafel en worden vervangen door een verdrag waarbij Oekraïne, Rusland en
Europa samen aan tafel zitten en het eens worden over een verdrag dat de
geopolitieke spanningen wegneemt.
De nieuwe Trump-regering zou wel eens voor die richting
kunnen kiezen. Daarom is er geen reden voor de haast die nu in Europa aanwezig
lijkt te zijn om de ratificatie van het verdrag snel af te ronden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten