De ‘echte’ kerstboom is de plofkip van het interieur tijdens de feestdagen. Hij wil maar niet verdwijnen. Stoomboten zijn (bijna) verdwenen, grammofoonplaten zijn verdwenen, cassettebandjes zijn verdwenen, CD’s zijn aan het verdwijnen, boeken zijn aan het verdwijnen, maar de kerstboom moet blijven omdat hij zo lekker zou geuren.
Ik hoorde net van een man die zijn vrouw met redelijke argumenten ervan probeerde te overtuigen dat het toch eindelijk tijd werd om dit jaar de ‘natuurlijke’ kerstboom te vervangen door een duurzaam exemplaar dat na de feestdagen op zolder weer zijn volgende beurt kon afwachten. Hij delfde het spit. Met liefde was ze bereid om de naalden tot aan Pinksteren op te blijven zuigen omdat iedere naald haar weer deed herinneren aan de gezellige feestdagen. De geur was voor haar onmisbaar. Ze had liever echt dan namaak.
In menig huisgezin wordt heden ten dage de discussie over de zwartheid van Zwarte Piet moeiteloos vervangen door een andere onzindiscussie. Het zijn vooral de ega’s die voor de geur gaan terwijl ze met de kerst gewetenloos een mee-rekkend lycra-jurkje aantrekken omdat wol zo prikt en eerlijk katoen krimpt.
Ze beseffen niet dat de geur wordt voortgebracht door een stervende boom die geen andere toekomst heeft dan als verlepte graftak en onaanzienlijk lijk naar de tuin of stoep te worden verbannen. Als zijn geur verdwenen is, zijn naalden verdroogd en hij alleen nog maar stof staat te vergaren, wordt hij na een te kortstondig leven tegelijk met de botjes van de kerstkalkoen rücksichtslos gedumpt.
De jaarlijkse moord op de kerstboom is een grof schandaal dat door geen geur verdreven kan worden. De liefhebbers van ‘echt’ zijn meedogenloze moordenaars die kortstondige stervensgeur verkiezen boven duurzame alternatieven waar ze, als het over iets anders gaat, altijd de mond vol van hebben. De liever ‘echt’ dan namaakfreaks zijn gemakkelijk te betrappen op allerlei inconsequenties. Ze hangen de boom waarvan de doodstrijd, het stervensgereutel en krimpend leven niet zicht- of hoorbaar is, vol met de ergst mogelijke glitter om de exploitatie van de stervensgeur op ‘feestelijke’ manier te maskeren.
Bij al die glitter en glans denkt niemand meer aan de gezwollen lippen van Chinese vrouwen die dag en nacht kerstballen moeten blazen of de kapotte vingertjes van Chinese kindertjes die alles in moeten pakken en de scherven met blote handen moeten opvegen. Showbizz-achtige glimslingers van kunststof moeten de zieltogende boom een feestelijk aanzien geven en de echte kaarsen zijn al lang vervangen door elektrische knipperlichtjes. Het is allemaal nep en dat willen ze niet weten. Ze spreken pas van nep als iemand voorstelt om niet meer mee te doen aan de jaarlijkse slacht van kerstbomen en een duurzame designboom aan te schaffen.
De keuze van echt voor namaak is in dit geval van een treurnis verwekkende decadentie. Je laven aan de stervensgeur van een onschuldig wezen. Men realiseert zich bovendien niet dat de om hun geur omgebrachte sparrenbomen, met ‘Oh dennenboom’ , ook nog beledigend worden toegezongen. Ja, zijn takken zijn wonderschoon. Maar de kortstondigheid daarvan wordt niet meegewogen.
Het feest van het licht, het feest van het terugkerend leven in de natuur, wordt voorafgegaan door genocide. Iedere boom zal graag zijn leven geven voor degelijk timmerhout. Dat wordt de kerstboom niet gegund. Zijn sterven draagt bij aan de feestvreugde die we ook willen kunnen ruiken. Liever een stervende boom dan kaarsjes met dennengeur. Hoe wreed kun je zijn in je primitief verlangen?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten