Maar een plan B is beter |
In het
Akkoord van Parijs (2015) is opgenomen dat de landen die het akkoord
ondertekend hebben in 2030 hun CO2-uitstoot met veertig procent terugdringen
ten opzichte van hun uitstoot in 1990. Gebleken is dat dit voor Nederland een
enorme opgave is die veel discussie veroorzaakt. In deze discussie richt ik me
op een heel andere kwestie dan de vraag of en door wat of wie de aarde opwarmt.
Wat weinigen
zich realiseren is dat de peildatum van 1990 voor de verschillende landen
enorme verschillen opleveren. In 1990 stookte men in Polen bijvoorbeeld
voornamelijk met kolen en stookolie. Wie in het stookseizoen wel eens in Polen
is geweest kent de penetrante geur die over dorpen en steden hing. Sindsdien
zijn met behulp van Europese subsidies de ergst vervuilende industrieën (regio
Katowice) aangepakt en gaan de huishoudens geleidelijk over op gas. Polen heeft
op die manier veel laaghangend fruit om de doelstelling van 2030 te halen en
hoeft geen ingrijpende maatregelen te treffen voor die doelstelling zoals
Nederland. Als Polen zijn doelstelling gehaald heeft zou je kunnen stellen dat
het dan het peil bereikt heeft dat Nederland al in 1990 had.
Het
voorbeeld van Polen geeft aan dat bij het Akkoord van Parijs de deelnemende
landen zeer verschillende startposities hadden. Nederland heeft de pech dat het
in 1990 al redelijk schoon was. In de pleidooien en beleidsnota’s is de
nadelige voorsprong van Nederland niet aan de orde gekomen. Het had tot wat
relativering kunnen leiden. In plaats daarvan kregen klimaatradicalen als
Samsom, Nijpels, Jetten en Klaver alle gelegenheid om hun vergaande plannen
voor het voetlicht te brengen en tot inzet van de verkiezingen te maken.
Als
Nederland zijn klimaatdoelstellingen wil halen is er inderdaad geen andere
keuze dan kolencentrales sluiten, gasloos te worden en op elektrische auto’s
over te gaan. De relatieve voorsprong blijkt een ernstig nadeel op te leveren.
Bij het Akkoord van Parijs wordt node een inlegvelletje van Rutte gemist waarin
bepaald wordt dat landen met een relatieve voorsprong kunnen volstaan met een
lagere doelstelling. Nederland kan ook nog, zoals Amerika uit het akkoord
stappen omdat het voor Nederland zware lasten oplegt.
Voor de
groeiende onrust onder de bevolking is door de VVD en het CDA begrip getoond.
Dat levert niet veel op. Beide partijen zijn gehouden het klimaatakkoord uit te
voeren omdat het op initiatief van Jetten en Klaver in het coalitieprogramma is
opgenomen. Ze hebben het uitgeruild om hun eigen wensen in het coalitieakkoord
te krijgen. Op die manier is een beleid waarvoor weinig draagkracht aanwezig is
toch regeringsbeleid geworden.
Bij het D’66
van Jetten speelt het vrij worden van islamitische olie en Russisch gas een
rol. Er is dus ook sprake van geopolitiek beleid. Dat kan ook worden
teruggezien bij Amerika dat inmiddels zelfvoorzienend en zelfs exporteur is
geworden van aardolie en gas. Het is ook te zien bij de Scandinavische landen die
nagenoeg zelfvoorzienend zijn geworden.
Dit soort overwegingen spelen zeker mee in het Nederlands beleid, zeker
nu de winning van eigen gasvoorraden moet worden opgegeven. Het zijn echter
geen overwegingen die zouden moeten leiden tot een alarmistische aanpak. In de
geopolitieke wereld zijn voornemens al een heel krachtig signaal.
Het op de
terugdringing van CO2 gebaseerde beleid kan worden verlaten. Het kan vervangen
worden door een duurzaamheidsbeleid dat wel geleidelijkheid, innovatie en
haalbaarheid als basis heeft. Daarover zouden links en rechts overeenstemming moeten moeten kunnen vinden met een plan B dat het huidige klimaatakkoord vervangt..
Geen opmerkingen:
Een reactie posten